25/03/2024

Iedereen wint bij academie na schooltijd

De gemeente is het best geplaatst om een doorgaande lijn in het leren te organiseren voor alle burgers. Het lokale bestuur richt niet alleen onderwijs in, maar organiseert ook buitenschoolse opvang, deeltijds kunstonderwijs en volwassenenonderwijs. Vaak kruisen deze domeinen elkaar, zoals in Heusden-Zolder waar de academie een grote rol speelt in de naschoolse opvang.

Twee meisjes klimmen op een mooi geschilderde muur op een speelplaats.
Maar liefst 30% van het totale aantal kinderen dat in Heusden-Zolder woont, gaat naar de academie. Het Vlaamse gemiddelde is 13%.

Twintig jaar geleden werden de eerste naschoolse klassen ingericht, vandaag telt de academie 123 lesmomenten in de eerste en tweede graad, waarvan 43 naschoolse klassen. De gemeente was dus een pionier voor het BOA-decreet dat ingaat in 2026 en streeft naar een geïntegreerd aanbod van buitenschoolse opvang en activiteiten (BOA) voor álle kinderen en gezinnen. Dit decreet geeft het lokaal bestuur expliciet de regie in handen om samen met verschillende partners een beleid uit te stippelen. 

Gemeenten die een academievestiging op hun grondgebied hebben, hebben al een voetje voor. Dat blijkt uit het feit dat maar liefst 30% van het totale aantal kinderen die in Heusden-Zolder wonen, vandaag naar de academie gaat. Het Vlaamse gemiddelde is 13%. We praten erover met Marijcke Lecok, directeur van de Gemeentelijke Academie voor Beeldende Kunsten. 

Waarom hebben jullie twintig jaar geleden beslist om een naschools aanbod te organiseren? 

Marijcke Lecok: Omdat het een win is voor iedereen. Iedereen is welkom in de academie en iedereen moet de kans krijgen om kunstonderwijs te volgen. We vinden het belangrijk om een divers publiek aan te trekken. Dat leidt tot een interessante dynamiek in de les. Dankzij de naschoolse werking krijgt de academie meer leerlingen, ook uit kwetsbare groepen die we doorgaans moeilijk bereiken. Het betekent ook meer tewerkstelling voor leraren die anders alleen maar les kunnen geven op woensdag of zaterdag. Ouders die voltijds werken, krijgen kwaliteitsvolle en goedkope naschoolse opvang. Op zaterdag kunnen ze dan tijd doorbrengen met hun kinderen. De kinderen krijgen een zinvolle tijdsbesteding en meer ontplooiingskansen. Deze laatste twee doelstellingen vind je terug in het BOA-decreet.” 

Hoe organiseren jullie de academielessen na schooltijd? 

Marijcke Lecok: Eerst en vooral in de school en onmiddellijk na de schooluren. Onze dinsdagklas is daar een goed voorbeeld van. Toen we dit organiseerden op een kilometer afstand van de school, hadden we één inschrijving. Toen we het verplaatsten naar de school zelf, hadden we direct twee volle klassen. Praten en goede afspraken maken over het gebruik van de lokalen is heel belangrijk. En als het niet mogelijk is om het in de school zelf te organiseren, moet je nadenken over hoe de leerlingen veilig naar de academie kunnen komen. Nog een tip: laat bij aanvang van de les de leerlingen nog even ontladen. Ze hebben al een hele dag school achter de rug, dus dat kan even deugd doen. Voor sommige kinderen is zo’n naschoolse klas te vermoeiend. Met die ouders gaan we in gesprek, en we proberen hen te overtuigen om hun kind op woensdag of zaterdag te sturen wanneer de klassen rustiger zijn.” 

Worden jullie geconfronteerd met leerlingen met specifieke zorgnoden? 

Marijcke Lecok: In een academie gaat het er iets gemoedelijker aan toe, kinderen bouwen een band op met hun leraar en vertellen soms vertrouwelijke dingen die de dagschool of zelfs de ouders nog niet weten. Als je publiek groter en diverser wordt, krijg je hier onvermijdelijk meer mee te maken. Maar als deeltijds kunstonderwijs krijgen wij helaas geen middelen voor zorg. Het is dus soms improviseren en luisteren naar de ervaringen van andere academies, maar ik merk dat we daar allemaal nog wat in onze kinderschoenen staan.” (red. OVSG biedt netwerken leerlingenbegeleiding in het DKO aan)

Wat kan nog beter?

Marijcke Lecok: We organiseren al twintig jaar naschoolse klassen dus ik juich toe dat er zoiets komt als het BOA-decreet, maar men moet de juiste middelen voorzien. Wat als de leerkracht een dag ziek is? Daarvoor hadden wij tot voor kort een systeem van vervangers in pedagogische coördinatie-uren klaarstaan. Sinds september is dit niet meer mogelijk en moeten we vaak leerlingen teleurstellen. Een tweede element is dat men iets te makkelijk over het gedeeld gebruik van lokalen gaat. Een klaslokaal is geen atelier. We moeten voldoen aan de kwaliteitsnormen van volwaardig onderwijs, maar anderzijds duwt het BOA-decreet ons terug in de rol van hobby. Daar zit een spanningsveld dat te luchtig wordt opgevat. Ten slotte klopt de verloning niet. Leraren in de eerste en twee graad van het deeltijds kunstonderwijs worden minder betaald dan leraren in de derde en vierde graad. Terwijl het natuurlijk net die leraren zijn die het naschoolse onderwijs geven, waarvoor ze elke dag naar verschillende locaties moeten komen om nog geen twee uur les te geven. Ik pleit ervoor om elke leraar in het deeltijds kunstonderwijs even veel te betalen.” 

Wat vraagt OVSG aan de volgende Vlaamse regering?

  • Regelgeving en middelen om onderwijs en opvang beter op elkaar afstemmen. 
  • Regierol in de doorgaande lijn toekennen aan de gemeenten. 
  • De rol van het deeltijds kunstonderwijs in en aansluitend aan het dagonderwijs uitbreiden met een specifiek aanbod en voldoende omkadering. 
  • Aangepaste ondersteuning voor leerlingen en cursisten met specifieke zorgnoden in DKO en volwassenenonderwijs.