In de beleidsnota 2019-2024 kondigde de minister van Onderwijs nieuwe eindtermen voor het basisonderwijs aan. De tijd begint dus te dringen. Het proces om nieuwe minimumdoelen voor het basisonderwijs te schrijven is nu op gang getrokken. Het doel is om ze tegen het einde van dit schooljaar klaar te hebben. Wat vindt OVSG belangrijk?
De eindtermen voor het basisonderwijs dateren van 1997. Iedereen is het erover eens dat ze niet meer aansluiten bij de huidige verwachtingen over onderwijs en bij maatschappelijke tendensen. Dat er nog niet eerder met de ontwikkeling begonnen is, heeft te maken met de perikelen rond de minimumdoelen secundair onderwijs. Nadat de eindtermen voor de tweede en derde graad secundair door het Grondwettelijk Hof vernietigd werden, moesten ze worden herwerkt tot sobere en heldere doelen die ruimte laten voor een eigen pedagogisch project en voor praktijkonderwijs. Nu de herwerkte versie goedgekeurd is, kan er begonnen worden aan de herwerking van de minimumdoelen voor de eerste graad secundair, voor het zevende jaar secundair en – eindelijk – aan nieuwe minimumdoelen voor het basisonderwijs. In september gingen de ontwikkelcommissies, waarvan OVSG deel uitmaakt, aan het werk.
Uit het ontwikkelproces voor de eindtermen secundair trok men alvast de les dat de minimumdoelen echt moeten zijn wat hun naam belooft: sober en helder. Daarnaast wil de minister de klemtoon leggen op Nederlands en wiskunde. OVSG erkent de noodzaak van een sterk onderwijsaanbod voor Nederlands. Goed Nederlands kennen is de basis voor het leren van alle andere sleutelcompetenties. Het is noodzakelijk voor een succesvolle schoolloopbaan. Ook wiskunde moet een essentiële plek krijgen in de basisschool. Toch zijn we fundamenteel bezorgd over het voorstel om 50% van de onderwijstijd (of 28 lestijden per week) te besteden aan wiskunde en Nederlands. Dat betekent namelijk dat er voor de 14 overige sleutelcompetenties nog maar die andere helft overblijft. En ook die competenties dragen bij aan de harmonische, brede ontwikkeling die eigen is aan het basisonderwijs. Bovendien dreigt er op die manier nog weinig tijd over te blijven voor het pedagogisch project van de school. Het arrest van het Grondwettelijk Hof over de eindtermen voor de tweede en derde graad maakt duidelijk dat we daar zorgvuldig mee moeten omgaan. Positief is wel dat de minimumdoelen Nederlands en wiskunde ook bereikt kunnen worden in de andere sleutelcompetenties. Dat geeft scholen de ruimte om bv. thematisch te werken en binnen een thema verschillende domeinen aan te pakken.
In het voorstel van de minister komen er in het kleuteronderwijs voor het eerst minimumdoelen Nederlands die niet alleen ‘na te streven’, maar ook ‘te bereiken’ zijn. Op die manier wil hij vermijden dat kleuters met een taalachterstand starten in het eerste leerjaar.
Over dit voorstel vloeide al heel wat inkt. OVSG erkent de signaalwaarde die de Vlaamse regering wil geven om Nederlands in de kleuterscholen duidelijk aandacht te geven. De voorbije schooljaren hebben kleuterteams, vaak begeleid door onze pedagogische begeleiding, veel geïnvesteerd in ontluikende geletterdheid, woordenschat, voorbereidend lezen en luisteren en taalverwerving. Toch is er nog groeimarge. Het is echter de vraag of een resultaatsverplichting de beste en enige optie is.
OVSG heeft dan ook vragen vanuit verschillende perspectieven. Wat de thuissituatie betreft, is het zo dat een taalrijke thuiscontext sterk bepalend is voor het taalniveau van de kleuter. Bovendien zullen ouders taaltoetsen nog meer dan vandaag gaan beschouwen als ‘instaptoetsen’ voor het eerste leerjaar en dat mag niet de bedoeling zijn. We pleiten dan ook voor een groeiende bewustwording bij ouders.
Daarnaast is er het ontwikkelingspsychologische perspectief. Een kleuter leert een taal op een eigenzinnige manier: van receptief naar productief én in sprongen. Het productieve kan even uitblijven, maar dat staat het taalleren op zich niet in de weg.
Verder is er het leerpsychologische perspectief. Leren lezen in het eerste leerjaar geeft een boost aan de taalvaardigheid. Door de evolutie van ‘intuïtief leren’ (eigen aan de kleuterleeftijd) naar ‘instructief leren’ (eigen aan de evolutie van vijf- tot zevenjarigen) vormt het aanvankelijk lees- en schrijfproces in het eerste leerjaar een belangrijke bijdrage aan de taalvaardigheid van deze doelgroep.
Ten slotte zou het verplicht bereikbaar maken van Nederlands in de kleuterschool een regelgevend effect hebben. Dat zou betekenen dat het kaderdecreet over de einddoelen aangepast moet worden. Het is maar de vraag of zo’n aanpassing op dit moment wenselijk is.
Op basis van de vragen hierboven formuleert OVSG een voorbehoud bij de resultaatsverbintenis van de minimumdoelen Nederlands in het kleuteronderwijs. We vragen dat een expertengroep vooraf deze vragen verduidelijkt en aangeeft wat de meerwaarde voor de leerlingen zou kunnen zijn.
Het is de bedoeling de nieuwe minimumdoelen te implementeren op 1 september 2025. Dat veronderstelt dan wel dat ze nog deze legislatuur (dus voor het einde van dit schooljaar) worden goedgekeurd. Anders vallen ze in een periode tussen twee regeringen. De voorgestelde gedoogperiode van drie schooljaren is een positieve zaak: dat zal scholen tijd geven om deze vernieuwing kwaliteitsvol in te voeren.
OVSG heeft niet gewacht op de nieuwe minimumdoelen om een nieuw leerplan Leer Lokaal te ontwikkelen. Onze scholen starten hiermee vanaf dit schooljaar. Leer Lokaal hanteert een toekomstgericht concept en het vertrekt van de Europese sleutelcompetenties. Dat betekent dat de nieuwe minimumdoelen hiermee zullen overeenstemmen. De ene vernieuwing kan de andere alleen maar versterken.