Dit decreet bevat diverse uiteenlopende maatregelen voor verschillende onderwijsniveaus die zowel slaan op personeelsaspecten als op onderwijskundige aspecten. OVSG waardeert dat de overheid de regels afstelde op de respectieve VLOR – adviezen en rekening hield met de inbreng tijdens het sociaal overleg.
Het wordt voortaan mogelijk om een schoolreglement niet langer te wijzigen met een schriftelijk akkoord van ouders, maar volstaat een digitaal akkoord. Ook wordt er duidelijkheid geschept bij de ontbinding van de inschrijving. Eveneens wordt de toelating tot het lager onderwijs aangepast. OVSG waardeert dat de klassenraad in zijn rol wordt erkend zowel bij cognitief sterk presterende leerlingen als bij leerlingen met een verslag. De klassenraad kan nu in dat laatste geval oordelen dat een getuigschrift basisonderwijs uitgereikt wordt aan leerlingen met een verslag wanneer die van oordeel is dat de leerling in voldoende mate de doelen heeft bereikt, zonder tussenkomst van de inspectie. Het voorliggende decreet regelt ook de capaciteitsproblematiek in het buitengewoon onderwijs. Voor het secundair onderwijs wordt dan weer mogelijk gemaakt dat een programmatie voortaan een genadejaar krijgt. Ook wordt aan het besluit van de structuur en organisatie van het secundair onderwijs verder vormgegeven. Tevens worden een aantal technische bepalingen ingevoerd in verband met termijnen voor beroepsprocedures voor onderwijspersoneel. Voorts wordt er een eenvormige regeling opgelegd Vlaanderenbreed voor de geldigheidsduur van een bijzonder uittreksel uit het strafregister. OVSG waardeert dat de overheid pragmatisch omgaat bij interim opdrachten, zodat niet steeds bij elke interim van hetzelfde schoolbestuur een nieuw uittreksel moet worden voorgelegd.
In uitvoering van de cao wordt het mandaat van de preventieadviseur geregeld. OVSG kan ook hier met tevredenheid vaststellen dat de overheid getracht heeft de verschillende regels en stelsels samen te brengen in een algemene regeling die past voor de verschillende soorten schoolbesturen van het onderwijslandschap.
Het decreet bevat verder ook regels voor het deeltijds kunstonderwijs. Zo wordt het mogelijk om activiteiten naar aanleiding van lestijden, omgezet voor voordrachtgevers, open te stellen voor geïnteresseerden die geen les volgen aan de academie. Voor OVSG moet duidelijk blijven dat elke academie hier zelf moet over beslissen wanneer de capaciteit dit toelaat. Verder noteert OVSG ook dat er een eenvormige regeling voor de afwezigheden zal komen in een onderliggend besluit, waardoor er geen wijzigingen in voorliggend ingeschreven worden. OVSG herhaalt hierbij nogmaals de vraag dat de regeling omtrent afwezigheden en de wettigingen ervan niet strenger mogen zijn dan in het leerplichtonderwijs.
OVSG apprecieert dat de overheid rekening hield met de ingebrachte argumenten tijdens het sociaal overleg naar aanleiding van de voorgenomen wijzigingen in het uitschrijvingsbeleid voor het volwassenenonderwijs, in het bijzonder het voornemen om een remgeld van de cursist, dat 10 % zou bedragen, verplicht te laten terugstorten aan de overheid door de centra. Zoals uiteengezet tijdens de onderhandelingen komt dit neer op meer kosten en planlast voor de centra. OVSG is tevreden dat de wijziging zich beperkt tot de verplichting om de regeling voor de uitschrijving op te nemen in elk centrumreglement zodat cursisten op de hoogte zijn van het uitschrijvingsbeleid.
OVSG betreurt dat ondanks herhaald aandringen er geen rekening gehouden wordt met de specifieke situatie van de Balletschool in Antwerpen. Gezien het hoge aantal uur oefening in dans (en specifiek dans, wat niet inwisselbaar is met andere sporten) en het feit dat er ook een toegangsproef geldt voor deze school, is deze school met haar opleidingen en de bijhorende ondersteuning en begeleiding perfect te vergelijken met een topsportschool. Omwille van het unieke karakter, nl. enkel ballet en doordat deze sector niet werkt met topsportconvenanten, kan deze school niet van dit statuut genieten. De school hanteert nochtans internationale standaards voor de selectie van leerlingen en de opleiding en levert kwaliteit af die hoog aangeschreven staat. Een van de oud-leerlingen danste in het team van de Blond Ambition Tour van Madonna. Kortom, de Koninklijke Balletschool Antwerpen biedt als enige school in Vlaanderen een voltijdse kunst secundaire opleiding (september-juni) aan, bestaande uit een dans- en een academisch programma. Dit programma is speciaal ontworpen voor studenten tussen 12-18 jaar die ervoor gekozen hebben om een carrière in de dans na te streven en die een diploma van klassiek ballet willen combineren met een secundair diploma om hun toekomstige kansen op werkgelegenheid en hogere studies te maximaliseren.
Vóór de modernisering vulde de Balletschool de 5 uur uit de lessentabel keuzegedeelte in naast de basisvorming met het vak Klassieke dans. Nu kan dat niet meer, maar toch zou deze uitzondering moeten behouden blijven gezien het groot aantal lesuren dat de leerlingen nu reeds besteden aan de combinatie algemene vorming en dans. Volgens de overheid blijft er genoeg ruimte om voor de school om deze kwestie vanuit de bestaande lessentabellen op te lossen, wat niet realistisch is. OVSG vraagt daarom een aanpassing van het artikel 28 van het decreet tot wijziging van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, wat betreft de modernisering van de structuur en de organisatie van het secundair onderwijs.
Ten slotte noteert OVSG de bereidheid van de overheid om een volwaardige regeling voor de beleidsondersteuner te voorzien op voorstel van de onderwijspartners.