Schoolleider zijn in een stedelijke of gemeentelijke onderwijsinstelling: wat betekent dat? In een helder kader belichten we hoe je schoolleider bent in relatie tot je lokaal bestuur, hoe je in je eigen school, centrum of academie leidinggeeft en hoe je je verhoudt tot andere partners in een samenwerkingsverband.
Schoolleiderschap komt tot stand in drie nauw met elkaar samenhangende velden:
In scholen, centra en academies van het stedelijk en gemeentelijk onderwijs krijgt schoolleiderschap altijd vorm en invulling in relatie tot het lokaal bestuur. Uit onderzoek weten we dat bij besturen die de opdracht opnemen om de kwaliteit van scholen te bewaken en te stimuleren, ook de directeurs beter functioneren. Zo verhogen besturen indirect de kwaliteit van het onderwijs.
OVSG is overtuigd van de kracht van de besturen in de ondersteuning van het onderwijskundig leiderschap in de lokale scholen. De schepen bevoegd voor onderwijs en de (leidend) ambtenaar van de dienst onderwijs, scheppen belangrijke randvoorwaarden voor schoolleiderschap. Bestuurders voeren een strategisch beleid voor hun onderwijs dat spoort met het globale bestuursakkoord van de stad of gemeente. Op ambtelijk niveau zijn besturen verantwoordelijk voor het operationeel management van het onderwijs als gemeentelijke dienst zoals opgenomen in de lokale beleids- en beheerscyclus. Finaal zijn besturen verantwoordelijk voor de kernopdracht van de scholen, centra en academies: het realiseren van kwaliteitsvol onderwijs. Samen met de directeur bewaken ze de onderwijskwaliteit. Hun rol is faciliterend, versterkend en ondersteunend voor de kwaliteitsontwikkeling.
In de praktijk is schoolleiderschap een complex geheel van activiteiten die plaatsvinden in de interactie van verschillende leden van het team die zowel apart als samen leiderschapstaken uitvoeren. Binnen dit brede concept van schoolleiderschap staat elke school, centrum, academie voor de uitdaging om op maat van de eigen context en de eigen ambities, concreet invulling te geven aan schoolleiderschap: via aanstellingen in ambten, toekennen van rollen, verdeling van taken …
We onderscheiden vier principes voor sterk schoolleiderschap: onderwijskundig, transformationeel, gedeeld en situationeel leiderschap. Deze vier dragende principes vertalen we bewust en uitdrukkelijk niet naar één ideaaltypisch model van schoolleiderschap, precies omdat leidinggeven situationeel is, ingebed is in en gespreid over het geheel van een team, en altijd gebonden aan een specifieke context.
Naast de vier principes onderscheiden we ook een aantal kernopdrachten i.v.m. leidinggeven aan een school, centrum, academie die in om het even welke situatie, met om het even welk team en in elke context, belangrijk zijn om uitgevoerd te worden.
Het gaat om:
Bijna alle basis- en secundaire scholen hebben via hun deelname aan een scholengemeenschap ook te maken met een of andere vorm van bovenschools leiderschap. De regelgeving over de scholengemeenschap laat scholen toe om een directie-ambt in te richten, met een coördinerende opdracht voor de scholengemeenschap (‘directeur coördinatie’ in het basisonderwijs en ‘coördinerend directeur’ in het secundair onderwijs). Op die manier ontstaat ruimte voor een gedeelde verantwoordelijkheid waarbij de directeur die een coördinerende opdracht opneemt, zowel de goede werking van de scholengemeenschap zelf als van de individuele scholen ondersteunt.
Verder voorziet de regelgeving nog andere mogelijkheden om op het niveau van de scholengemeenschap bepaalde functies in te richten die impact kunnen hebben op zowel bovenschools als lokaal schoolleiderschap (in het bijzonder voor zorgbeleid, ICT-beleid of algemeen beleid). Op veel plaatsen zien we dat deze coördinerende functies een schakel vormen tussen de deelnemende scholen en het bestuur. In bepaalde gevallen kunnen meerdere besturen betrokken zijn bij eenzelfde scholengemeenschap.