In het nieuwe curriculum valt het onderscheid tussen vakgebonden en vakoverschrijdende eindtermen weg. De verkavelings- en combinatievrijheid biedt het beleids- en leerkrachtenteam heel wat kansen om de eigenheid, de visie en het pedagogisch project van de school kracht bij te zetten.
Scholen hebben de vrijheid om binnen een graad elke eindterm op één of meerdere plaatsen in het curriculum aan te bieden. Ook over de aanpak, vakkenintegratie en onderlinge koppelingen kunnen scholen autonoom beslissen. Dat biedt scholen dan ook de kans om een schooleigen curriculum uit te werken, uitgebouwd en gedragen door het hele schoolteam.
Het hele schoolteam zorgt voor een volledig onderwijsaanbod waarin alle eindtermen aan bod komen, en dat zowel voor de inhoudelijke eindtermen als de transversale eindtermen. Deze staan niet op zichzelf, maar krijgen hun betekenis door de samenhang met andere inhoudelijke eindtermen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan doelen rond kritisch omgaan met informatie, doelen rond burgerschap of doelen rond duurzaam leven. De 16 sleutelcompetenties vormen het ordeningskader.
We bieden je enkele principes die je kunnen helpen bij de selectie, combinatie, realisatie en integratie van de nieuwe eindtermen en welke afspraken in je leerkrachtenteam best maakt.
Bij de realisatie en integratiekeuzes van de eindtermen vertrekt de school vanuit de eigen schoolvisie en het daaraan verbonden pedagogisch project. De visie is richtinggevend bij het combineren van eindtermen en laat dus toe schooleigen accenten te leggen.
Zo kan een school een voorstudie maken met een beleidsteam of een leerkrachtengroep over welke eindtermen voor brede integratie in aanmerking komen. Hoe meer het schoolteam bij het volledige proces wordt betrokken, hoe beter de leerkrachten zicht krijgen op hun latere verantwoordelijkheden.
Door de eindtermen in de breedte van het curriculum te integreren en te koppelen, bepaal je in welke contexten de leerlingen instructie, oefen- en leerkansen krijgen.
Bij een brede integratie zullen zo goed als alle leerkrachten op één of andere manier betrokken zijn in het onderwijsleerproces van deze doelen. Je bepaalt namelijk voor elke stap in dat onderwijsleerproces – intentioneel onderwijzen, doelgericht inoefenen en evalueren – in welk vak of bij welke leerkracht er aan de eindterm gewerkt wordt. Centralisering is niet nodig. Zo kan je doelstellingen in een vak van de basisvorming aanbrengen en het inoefenen in een vak van de basisoptie in de eerste graad of in het specifieke gedeelte in de tweede en derde graad aan bod laten komen.
Ook de levensbeschouwelijke vakken kunnen hierin samen een rol spelen. Het aanbrengen en evalueren moet echter in de vakken van de basisvorming gepland zijn.
Realiseer transversale eindtermen steeds in samenhang met de inhoudelijke eindtermen van verschillende sleutelcompetenties. Maak concrete koppelingen tussen een transversale eindterm en een inhoudelijke eindterm uit minstens 2 sleutelcompetenties om zo de noodzakelijke context te creëren waarin de transversale doelstelling tot z’n recht kan komen.
Voor de eindtermen van de sleutelcompetentie computationeel denken in de eerste graad is de koppelvrijheid beperkt. Deze twee transversale eindtermen zijn minstens te koppelen met inhoudelijke eindtermen uit volgende sleutelcompetenties.
Welke koppelingen opportuun zijn, kan je op directie- of schoolteamniveau bepalen. Een zekere betrokkenheid van de leraren is wel een voorwaarde voor een kwalitatief onderwijsleerproces.
Volgende reflectievragen ondersteunen je bij het maken van keuzes voor het selecteren van eindtermen die je in horizontale samenhang met andere om ze schoolbreed te implementeren.
Niet enkel het eindresultaat is belangrijk, ook de weg daarnaartoe. Het bereiken van de eindterm is het (minimum)doel op het einde van de graad. Het proces daarheen pak je best op een formatieve wijze aan. Zo stuw je de leerlingen vooruit te stuwen in hun leerproces. Dat betekent dat ook de evaluatieactiviteiten zoveel mogelijk geïntegreerd zijn in het leer- en instructieproces. Essentiële ingrediënten daarbij zijn constructieve, gerichte en bijsturende feedback.
De klassenraad speelt hierin een belangrijke rol. Vanuit diverse rollen verzamelt men informatie over de vooruitgang van de leerling. Leraren, begeleiders, ouders en ook de leerlingen zelf kunnen bijdragen om een zo volledig mogelijk beeld te schetsen. Zo krijgt het schoolteam zicht op de vorderingen van de leerling én op zijn onderwijsbehoeften. Enkel zo kan de klassenraad concrete aanbevelingen formuleren om het leerproces te ondersteunen en te versterken.
De context om de eindterm te realiseren is er door de koppeling met de inhoudelijke doelstellingen. Anderzijds kan binnen de inhoudelijke competentie een breed gamma van contexten aan bod komen. De context, kennisdimensies en beheersingsniveaus van de eindterm kunnen leiden tot de ontwikkeling van een leerlijn, en zo met oplopende moeilijkheidsgraad tot de beheersing van de (al dan niet gecombineerde) eindtermen te komen.
Leerlijnen kunnen per schooljaar worden beschreven (horizontale leerlijn) of over de schooljaren en graden heen (verticale leerlijn).
Een gedifferentieerde aanpak en een brede kijk op evaluatie zijn belangrijke uitgangspunten. De manier waarop je eindtermen behandelt – activerende en alternerende werkvormen zoals projectwerk, lessen in klas- of vakverband of vakoverschrijdende lessen – zijn pedagogische en didactische keuzes die het schoolteam en de vakgroep maken.
Zorg voor overzicht en duidelijkheid voor het schoolteam. Denk als schoolleider na hoe je overleg en samenwerking kan faciliteren en ondersteunen.
Duidelijke afspraken binnen het team zijn dan ook onontbeerlijk.