In Vlaanderen en Brussel kiezen maar liefst 262 gemeenten ervoor om deeltijds kunstonderwijs in te richten. En dat is geen toeval volgens Loes Vandromme. “Ik geloof enorm in de kracht van een academie binnen een stedelijk of gemeentelijk weefsel.”
Weinig politici zijn zo diepgeworteld in het onderwijs als Loes Vandromme. Ze begon haar loopbaan als leerkracht voor de klas en vandaag is ze als Vlaams parlementslid lid van de commissie onderwijs. Ze is ook voorzitter van het bestuursorgaan van OVSG en als schepen van onderwijs verantwoordelijk voor het deeltijds kunstonderwijs in Poperinge.
Waarom is het belangrijk dat een gemeente als Poperinge investeert in haar deeltijds kunstonderwijs?
Loes Vandromme: “Steden hebben een groot aanbod van theaters, musea en andere culturele instellingen maar in een landelijk gebied is dit beperkt. De academie biedt hier een broedplek van kansen en bouwt een brug tussen onderwijs en cultuur. Via kunst kan je bepaalde thema’s meer bespreekbaar maken. De expertise van de academie is ook nodig in ons leerplichtonderwijs. Dat blijkt uit het onderzoek van Anne Bamford naar de kwaliteit en de nabijheid van kunst- en cultuureducatie in Vlaanderen. Daar was duidelijk nog werk aan. Het nieuwe decreet DKO uit 2018 is hier een rechtstreeks gevolg van.”
Welke vernieuwingen zag je na het nieuwe decreet?
Loes Vandromme: “We hebben de kans gegrepen om nieuw aanbod te organiseren, bijvoorbeeld de oprichting van een dansafdeling, en de academie dichter bij de mensen te brengen. De Westhoek kent een lage bevolkingsdichtheid, waardoor de afstand naar de academie voor veel mensen niet enkel figuurlijk groot is. Daarom hebben we als stad enkele buurgemeenten warm gemaakt voor een samenwerking met onze academie. Onze academie verspreidt zich nu als een olievlek met lessen en klassen overal. Een tweede doelstelling van het decreet is om de brug te maken met het leerplichtonderwijs. Dit hebben we onder meer gedaan door de start van het Kunstenbad, waarbij de academie naar de school trekt om kunsttrajecten op poten te zetten. Een grote meerwaarde voor de leerlingen, maar ook de leerkrachten in het leerplichtonderwijs die op deze manier didactische vaardigheden bijleren. Dat mondt altijd uit in een dorps- of buurtfeest op het einde van het traject. Heel mooi om te zien!”
Zijn er behalve met de scholen nog andere samenwerkingen van de academie?
Loes Vandromme: “Zeker! De academie organiseert samen met de bibliotheek voorleessessies, en in onze maakbib leren we STEAM-technieken aan waarbij het artistieke luik ingevuld wordt door de academie. Enkele keren per jaar organiseert de gemeente ook een café artistique: een aperitiefmoment op zondagvoormiddag met artistieke inbreng waarbij alle domeinen aan bod komen: muziek, woord, beeld en dans. Door mensen en verenigingen samen te brengen, kom je zoveel verder. We merken ook dat de harmonie en het amateurtoneel vaak putten uit de talenten die worden aangeleverd door de academie. Zonder academie zou er allicht geen harmonie of toneelvereniging zijn.”
Zijn er nog onbenutte kansen?
Loes Vandromme: “De grote uitdaging blijft om mensen in kansarmoede ook naar de academie te leiden. Dat blijkt ook uit rapporten van het Rekenhof. Vandaag hebben we al de UiTpas, die mensen recht geeft op een kansentarief. In verleden hebben we al lessen georganiseerd in sociale woonwijken. We merken dat leerlingen uit deze buurten achteraf dan ook vaak inschrijven. Het is niet altijd eenvoudig, maar ik vind dat we hierop moeten blijven inzetten. Zoals de dichter Stijn De Paepe zo mooi schreef: niet alles wat geen nut heeft, heeft geen zin.”
Academies hebben soms de perceptie elitair te zijn. Hoe trekken we die leerlingen aan voor wie er nog een drempel is?
Loes Vandromme: “Onbekend is onbemind. Academies zijn soms te bescheiden in wat ze doen, ze mogen nog veel meer met vlag en wimpel uitpakken met hun aanbod. Het is fijn om te zien dat het aantal leerlingen na corona terug sterk gestegen is, maar ik merk dat veel mensen nog niet goed op de hoogte zijn van wat er allemaal mogelijk is in de academie. Daarom pleit ik voor een cultuurkompas op school. Vandaag bestaat er al een sportkompas, dat kinderen van 8 tot 10 jaar helpt bij het kiezen van de juiste sport. Die werkwijze zouden we ook kunnen inzetten voor cultuur en kunst. Via een kompas kunnen leerlingen dan in contact komen met verschillende soorten cultuur en kunst, ze kunnen hun talenten ontdekken en ze worden wegwijs gemaakt in welke kunsttak het best bij hen past.”
Zijn onze academies voldoende financieel omkaderd? Kunnen en mogen onze academies nog groeien?
Loes Vandromme: “Uiteraard mogen de academies groeien! We hebben het geluk dat het deeltijds kunstonderwijs geen hobby is maar onderwijs, waardoor de financiering gebeurt op basis van het leerlingenaantal. Het kan niet dat we enerzijds blij zijn met het hoge aantal leerlingen, maar anderzijds de geldkraan toedraaien. Het is positief dat de Vlaamse overheid nu eindelijk subsidies voorziet voor gebouwen in het deeltijds kunstonderwijs. Daar heeft OVSG lang voor gepleit. Als er één virus is dat we mogen verspreiden, is het wel het kunstvirus dat mensen doet genieten van al het moois dat er is.”
Meer lezen? Anne Bamford, Kwaliteit en consistentie, kunst- en cultuureducatie in Vlaanderen, Departement Onderwijs en Vorming. CANON Cultuurcel, september 2007
Dit artikel verscheen in Imago, tijdschrift voor stedelijk en gemeentelijk onderwijs, maart 2023.